Johannes 21, 18b
“Een ander zal u omgorden en u brengen, waar gij niet wilt.”
Je door iemand mee laten nemen naar plekken, waar je eigenlijk niet wilt komen. We hadden het de vorige keer over luisteren naar elkaar en spreken met elkaar, en dat je echt met die ander moet meegaan in zijn of haar verdriet. Je kunt er misschien niet zo tegen, tegen al dat verdriet en die ellende van de ander. Het herinnert je teveel aan je verdriet en zorg. En ons is altijd geleerd flink te zijn en niet te huilen, je verdriet zelf manmoedig te dragen… En als dan die ander met zoveel narigheid bij je komt, dan wordt het je zelf ook teveel. Je kunt niet meer… We zijn nu eenmaal geen ‘Atlas’ die de hele wereld op zijn schouders draagt. Nee, dat is zo. Alleen God Zelf kan de lasten van de hele wereld op Zich nemen…
En als ’t dan toch zo dicht bij ons komt, die ellende van de ander, en het beroep dat op ons gedaan wordt om te helpen, u weet wel: om aandacht te geven, te luisteren en te spreken en de handen uit de mouwen te steken, dan maken we er ons maar al te gauw van af met allerlei -best welgemeende- raadgevingen en smoezen. We zeggen bijvoorbeeld: “Als je nu eens dit doet of dat?”, “Heb je dat al een geprobeerd?”, “Zou je er niet eens met je kinderen over spreken of met de dominee?”, “Het komt best wel goed hoor, kop op!”, “Je moet maar denken: na regen komt zonneschijn…”, “Nee, dat moet je niet zeggen.”, “Nee, dat mag je niet denken.”, “Er zijn er die het zoveel zwaarder hebben, moet je maar eens kijken naar die en die.”, “Neem nou mevr. X eens… die is er toch ook doorgekomen?”
Misschien hebben wij dat ook wel eens gezegd, en tegelijkertijd gemerkt, dat die ander er niet zo leuk op reageerde… Geen wonder! Want met al je mooie praatjes heb je de ander niet geholpen, integendeel: die ander voelt zich door u in de steek gelaten, en zijn verdriet is nog groter…
We vieren a.s. zondag het Pinksterfeest: de Heilige Geest, onze Trooster, Kracht van omhoog. Om elkaar werkelijk te kunnen helpen kunnen we niet buiten die Kracht. Die Kracht, die sámenbindt. Die ons de hemel opent. Die ons in de diepte van het dal der schaduwe des doods staande houdt. Die ons opheft uit het stof (Pasen) en ons verheft in Gods hemelrijk (Hemelvaart).
We denken aan Job, zonder die Geest had hij het niet gered. Zijn vrienden probeerden het eerst met allerlei raadgevingen en vermaningen, goedbedoeld, net zoals wij dat meestal doen. Maar gelukkig: ze bleven bij hem, en uiteindelijk zwegen ze: “En zij zaten bij hem op de grond, zeven dagen en zeven nachten; niemand sprak tot hem een woord, want zij zagen, dat zijn smart zeer groot was” (Job. 2:13).
Luisteren en communiceren is bij elkaar blijven, vaak zonder woorden. Elkaar niet loslaten, elkaar vasthouden, waar je ook komt, al is de ander nog zo berooid en kwetsbaar en ontheemd, en al word je dat zelf ook… Gevoerd worden naar een plaats, waar je eigenlijk niet naar toe wilt! Daar is veel moed voor nodig en geestkracht. Bidden we om de Heilige Geest!! We mogen op die Grote Hulp rekenen, denkend aan Jezus’ woord uit Marcus 13: “…weest dan niet van tevoren bezorgd wat gij zeggen moet, maar zegt wat u in die ure gegeven wordt; want gij zijt het niet, die spreekt, maar de Heilige Geest.”
Onze woorden zijn vaak zo stuntelig. We denken er een ander niet mee te kunnen troosten en helpen. Toch kunnen het woorden zijn, ingegeven door de Heilige Geest. Woorden, die in alle stunteligheid toch twee mensen elkaar naderbij brengen en samen dichter bij de Heer. Bemoedigende woorden, recht uit het hart, eenvoudig, hartelijk, welgemeend, warm…
Vaak heb je geen woorden. Je bent sprakeloos, zoals de dichter van Psalm 39 eens verzuchtte: “Ik was verstomd en ik deed mijn mond niet open.” Goed, laten we maar eens sprakeloos zijn. Beter niets te zeggen dan een woord teveel! Kom er maar gerust voor uit, dat je geen woorden hebt, geen antwoord op zoveel leed! Laat God maar spreken. Job deed dat, en de Psalmdichter beleed het even later: “Gij hebt mij de mond geopend!”
Gezegende Pinksteren!!