“Weest blijde in de hoop, geduldig in de verdrukking, volhardend in het gebed.”
Romeinen 12, 12
In de liefde leven en wandelen, dat is in de Heer leven en wandelen. Zo lezen we herhaaldelijk in de apostolische brieven. Ook hier in Paulus’ brief aan de Romeinen.
Maar hoe gaat dat dan toe? Hoe zal ons leven “in de Heer” zijn? Laten we eens precies kijken wat er staat in ons tekstgedeelte. Het begint met de liefde: de liefde zij ongeveinsd. Veinzen is zoiets als huichelen, doen alsof, het niet echt menen, met een masker op lopen. Nou, zegt Paulus, dat moet in de liefde niet! Die moet echt zijn, ongeveinsd, niet huichelachtig. Je moet elkaar daarbij altijd recht in de ogen kunnen zien.
“Weest afkerig van het kwade, gehecht aan het goede“, zo gaat onze tekst verder. Dit is het hoofdthema van het stuk, zou je kunnen zeggen, want het komt verder op in vers 17 weer terug: “Vergeldt niemand kwaad met kwaad, hebt het goede voor met alle mensen”; en ook nog later, in vers 21: “Laat u niet overwinnen door het kwade, maar overwin het kwade door het goede”. Dit is de afsluitende tekst, waarin de apostel het voorafgaande nog eens krachtig samenvat.
Goed en kwaad, daar gaat het om. Daar is het leven van de mens op betrokken. Daar wordt ook strijd voor gevoerd: vóór het goede, tégen het kwade! Een strijd in het klein en in ’t groot, een strijd tussen God en satan. God is de Goede, satan is de personificatie van het kwaad. Aan beider macht is de mens onderhevig. Jezus is Pleitbezorger van de goede zaak, daarvoor heeft Hij Zijn leven gegeven. Wij moeten dat ook zijn en dat ook doen, zegt Paulus. Wij moeten altijd de goede zijde kiezen, wat het ons ook kosten mag. Wie de oorlog nog heeft meegemaakt, weet wat dit in de praktijk kan betekenen. Veel mensen waren toen “fout”, omdat ze de verkeerde kant, die van de vijand, kozen. Wij worden ook voor een keuze gesteld: voor het goede, voor de Heer, tegen het kwade, tegen satan en zijn trawanten, tegen de liefdeloosheid en onderdrukking… ’t Is oorlog! De weg van de liefde, die ons hier wordt voorgehouden, is de weg van het offer, het is de weg van de Heer. “De liefde zoekt zichzelve niet, in de liefde acht de één de ander beter dan zichzelf. Weest in de broederliefde elkander genegen, in eerbetoon elkander ten voorbeeld…”
Hier staat de zelfverloochening centraal. Paulus gebruikt in de verzen 10 t/m 13 twee vermaningen, die bij elkaar horen en ons de weg van de liefde duidelijk maken. De eerste roept op tot broederliefde en onderling eerbetoon. De tweede vermaant tot onverdroten ijver en brandende Geest: “in ijver onverdroten , vurig van Geest.” Niet aflatende ijver in de strijd om het goede te verkrijgen. Ook in ons leven is is die ijver onontbeerlijk. Je moet er aan werken, het komt niet vanzelf, dat goede in je leven, DE GOEDE in je leven. Het vraagt een voortdurende inspanning en strijd tegen het kwaad, dat zo dicht nabij ligt. Daar moet zeker ook Geest bijkomen, vuur van de Heilige Geest. Dit slaat op de tegenstelling, die Paulus dikwijls maakt tussen “vlees” en “geest”: het vleselijke leven en het geestelijke leven. Ons leven moet niet op vleselijke lusten gebouwd worden, het moet gedragen worden door de Geest, het moet altijd gericht zijn op God en het goede. Zonder die Geest is alle “vlees” zondig en dood. Maar met die Geest wordt ook het vleselijke mooi en goed. Daarom: in ijver onverdroten, vurig van Geest. Daar past ook precies de vermaning bij, die boven aan de preek staat:
Weest blijde in de hoop, geduldig in de verdrukking,
volhardend in het gebed.