Mattheüs 1, 1
Overzicht van de afstamming van Jezus Christus, zoon van David, zoon van Abraham. Abraham verwekte Isaak, Isaak verwekte Jakob, Jakob verwekte Juda en zijn broers, Juda verwekte Peres en Zerach bij Tamar, Peres verwekte Chesron, Chesron verwekte Aram, Aram verwekte Amminadab, Amminadab verwekte Nachson, Nachson verwekte Salmon, Salmon verwekte Boaz bij Rachab, Boaz verwekte Obed bij Ruth, Obed verwekte Isaï, Isaï verwekte David, de koning. David verwekte Salomo bij de vrouw van Uria, Salomo verwekte Rechabeam, Rechabeam verwekte Abia, Abia verwekte Asaf, Asaf verwekte Josafat, Josafat verwekte Joram, Joram verwekte Uzzia, Uzzia verwekte Jotam, Jotam verwekte Achaz, Achaz verwekte Hizkia, Hizkia verwekte Manasse, Manasse verwekte Amos, Amos verwekte Josia, Josia verwekte Jechonja en zijn broers ten tijde van de Babylonische ballingschap. Na de Babylonische ballingschap verwekte Jechonja Sealtiël, Sealtiël verwekte Zerubbabel, Zerubbabel verwekte Abiud, Abiud verwekte Eljakim, Eljakim verwekte Azor, Azor verwekte Sadok, Sadok verwekte Achim, Achim verwekte Eliud, Eliud verwekte Eleazar, Eleazar verwekte Mattan, Mattan verwekte Jakob, Jakob verwekte Jozef, de man van Maria. Bij haar werd Jezus verwekt, die Christus genoemd wordt.
Wanneer u aan onbekenden een brief schrijft met een belangrijke inhoud, zult u beginnen met u zelf voor te stellen en de reden van uw schrijven aan te geven. Dat doet Paulus ook, als hij een brief naar Rome stuurt, naar de Christengemeente daar. Een belangrijke brief, want hij wil de mensen in Rome vertellen, waar het in het geloof op aankomt. Hij is apostel, zendeling, door God aangewezen om het Evangelie van Diens Zoon te verkondigen aan de heidense wereld. En Rome is het centrum van die heidense wereld. Daarom hangt er veel van die brief af!
Paulus moet het Evangelie van God verkondigen. Evangelie, dat is “Blijde Boodschap”. Het is de bekendmaking van iets moois en blijs. Met Kerst zal de kern van dit Evangelie weer op plechtige wijze in alle Kerken en Kerstboodschappen worden uitgedragen: Heden is u een Redder geboren, Christus de Heer!
Maar ook vandaag komt de verkondiging van die boodschap al tot ons. U hebt het gehoord in de Schriftlezing uit Mattheüs 1. Misschien vond u het wel een beetje gek, met al die vreemde namen erin. Is dat nou een blijde verlossende boodschap, die lange lijst van bijna niet uit te spreken namen? Amminadab, Boaz, Salatiël, Zorobabel. Wat zijn dat voor namen en wat hebben die nou met Advent te maken? Alles! Want daar begint het Evangelie van Jezus Christus. Zonder al die namen was Christus niet geboren. Daarom vertelt de Evangelist ons die. Hij vindt, dat we moeten weten, waar Jezus vandaan komt. De komaf van een mens is toch wel belangrijk. Mensen hechten daar aan, maar ik denk wel anders dan Mattheüs het doet. Het gaat hem namelijk niet om de hoge afkomst van de Heer, om er mee te pronken bijvoorbeeld zoals wij mensen doen. Nee, Mattheüs laat ons zien hoe Jezus echt uit mensen geboren is, mensen zoals wij, goede en slechte! Hij is niet pardoes uit de hemel neergedaald, maar van vlees en bloed zoals mensen dat zijn. Om dat te laten zien beschrijft hij de hele geslachtsboom van Jezus, en wel heel specifiek. Hij is namelijk niet volledig in het opsommen van de namen. Hij maakt een keuze. Niet om alleen de namen van de hooggeplaatste voorouders te noemen,. Dat zouden wij wel willen! Nee, het gaat hem om heel andere dingen. Hij wil met dat geslachtsregister laten zien, hoe Jezus door de geschiedenis van Israël zijn spoor heeft getrokken. Die geschiedenis van Israël kenmerkt zich namelijk door drie perioden: de tijd van Abraham tot de koningen, dan de tijd van de koningen tot aan de ballingschap en tenslotte de periode van de ballingschap tot de geboorte van Christus, dat is de tijd waarin Israël uitkijkt naar het herstel van het koningschap van David, een koningschap dat eens zou aanbreken onder de Messias, de Davidszoon bij uitstek.
Daarom begint Mattheüs zijn geslachtslijst met Jezus, de zoon van Abraham, Bij Lukas vinden we: Jezus, de zoon van Adam. Want Lukas is er op gebrand zijn heidense lezers te laten zien, dat het Evangelie voor alle mensen over heel de wereld is. Daarom vindt hij de geboorte uit Adam, de eerste mens van de wereld, van groot belang. Maar Mattheüs, die vooral voor Joodse lezers schrijft, wil laten zien, hoe Jezus de Christus is, geworteld in de geschiedenis van Israël. Daarom begint hij met Abraham en noemt hij Jezus Abraham’s zoon. Want aan Abraham, de stamvader van het Joodse volk had God de belofte gegeven, dat in zijn nakomelingschap alle volken der aarde gezegend zouden worden. Na een eeuwenlange geschiedenis van hoop en wanhoop, geloof en ongeloof, is nu het moment aangebroken, dat de oude belofte van God vervuld gaat worden. In Jezus Christus zullen alle mensen het heil en de zegen van God ontvangen.
Jezus is ook de zoon van David, David was verreweg de belangrijkste koning van Israël geweest. Over hem was het woord gesproken, dat zijn koningschap stand zou houden in eeuwigheid, dat zijn troon vast zou staan voor eeuwig. Maar ondanks dit profetische woord was er geen koning meer in Israël, al sinds eeuwen niet. Zou God het volk vergeten zijn? Met dit probleem heeft het Joodse volk eeuwenlang geworsteld, en misschien doet het dat nog. Daarom verkondigt Mattheüs, dat er weer een zoon van David, Jezus de Christus, op de troon zal komen. Ook hier gaat de oude goddelijke belofte in vervulling. God zal Hem de troon van zijn vader David geven. Hij zal koning zijn in eeuwigheid. Het is ook daarom, dat de mensen Hem later koning wilden maken! Hoe moeilijk was het voor Jezus niet om hen duidelijk te maken, dat Hij wel koning zou zijn, maar niet van deze wereld.
In diezelfde stamboom van Jezus noemt Mattheüs vier vrouwen: Tamar, Rachab, Ruth en een vrouw, die aangeduid wordt als de vrouw van Uria. Het is merkwaardig, dat van de vele stammoeders juist deze vier door Mattheüs genoemd worden! Het zijn immers vrouwen, die een schandvlek geworpen hebben op Israëls geschiedenis. De tweeling van Tamar was in bloedschande verwekt, Rachab was een “hoer”, en de vrouw van Uria was Batseba, die in overspel met koning David leefde. En Ruth tenslotte, zij was een heidense, in het oog van de Joden daarom alleen al een “slechte vrouw”.
In deze vier vrouwen en niet te vergeten in David zelf, die zich aan moord op Uria, de man van Batseba, schuldig had gemaakt, tekent Mattheüs de zondigheid van heel het mensdom, zeker ook van Gods eigen volk Israël. Door Jozef behoort Jezus tot dit zondige mensengeslacht. Een hoge afkomst? Nee, bepaald niet. Er valt van alles op af te dingen , er zijn ook veel rotte plekken, precies als in elke familie bij ons.
Toch is er een breuk, nog voordat de stamboom zijn eindpunt bereikt. Jezus is ook de zoon van Maria, de vrouw van Jozef. “Jakob verwekte Jozef, de man van Maria, uit wie Jezus geboren is, die Christus genoemd wordt.” (vers 16). Maar Hij werd ontvangen nog voor zij gingen samenwonen. Hier is dus een heel nieuw begin. God neemt een nieuw initiatief! Maria heeft ontvangen van de Heilige Geest. Jezus is uit God! De zondigheid van zijn voorgeslacht is niet op Hem overgegaan. Hij is zonder zonde. De zoon van Abraham, de zoon van David, maar meer nog: de Zoon van God! Omdat Hij dat is, zonder zonde en Zoon van God, zal Hij Zijn volk van zonde kunnen verlossen. Zó is Hij de Verlosser van de wereld geworden! Maar toch ook, omdat Hij als echte zoon van Jozef gold. Jozef en Maria waren immers in ondertrouw en volgens de Joodse wet was Jezus daarom hun echte zoon. Zó is Jezus ingedaald in het menselijke geslacht! Hij stond daar niet buiten, ook al was er in Hem geen zonde. De zonde was Hem daarom niet vreemd. Menselijkerwijs kwam Hij toch voort uit een zondig geslacht van overspelige mensen en zelfs een moordenaar.
Dat alles wil Mattheüs ons vertellen in die zo merkwaardige opsomming van moeilijke namen. Dat is het begin van het Evangelie, de Blijde Boodschap. Hij vertelt het ons op zijn eigen manier. Voor ons, die in een andere tijd en een andere wereld leven, is dit een wat omslachtige manier van vertellen. Maar voor Joodse lezers was dit heel begrijpelijk. Zij kenden immers de uitdrukkingen en waren gewend aan de beeldende manier van spreken. Mattheüs neemt ons mee tot in de kern van het drama van God en mensen. Drama in de oorspronkelijke Griekse betekenis van “handeling”. Het gaat om Gods “handelen” met ons, en het handelen van de mens met God. Van ons uit bezien is dit handelen echt een “drama”, want wij maken er niet veel van. Maar van God uit is dit handelen beslist geen drama, integendeel: het is blijde boodschap!
Zó zegt Mattheüs hier in zijn eerste hoofdstuk eigenlijk precies hetzelfde als wat Paulus deed in zijn brief aan de Romeinen. Beiden verkondigen ons de boodschap aangaande de Zoon, die naar het vlees ontsproten is.
Wij staan aan de drempel van het kerstfeest. Laat de apostel Mattheüs u vandaag naar dat kerstfeest begeleiden. Met Christus’ geboorte is de oude zonde voorbij, het oude geslacht heeft afgedaan, zie het is alles nieuw geworden! Maakt u ook een nieuw begin in uw leven? Laat ook voor u de oude zonde voorbij zijn, laat God ook in u een nieuw begin kunnen maken.
Amen.