Ik vraag me wel eens af of er één mens bestaat, die niet vroeg of laat door angst voor de dood getroffen wordt. Het blijkt wel alsof deze uit ons eigen lichaam opkomt. Dat heeft natuurlijk ook te maken met het ingeboren verlangen om te leven.
Op zichzelf zijn levensverlangen en doodsangst heel begrijpelijk. Een mens houdt zich daardoor staande. En zelfmoord komt daardoor minder vaak voor. Een mens die verdriet heeft, het moeilijk heeft, veel pijn heeft of grote zorgen, zal in den regel toch graag nog willen leven. En zelfs als deze mens uitroept: “ik wou dat ik maar dood was” bedoelt hij het toch in de meeste gevallen niet zo letterlijk. Bij een vraag naar euthanasie moeten we er dan ook altijd op bedacht zijn, dat het wel eens meer een vraag naar hulp om te leven zou kunnen zijn. Mensen vragen niet naar de dood. Elke doodsvraag is een vraag naar leven.
Mensen kunnen erg tegen het sterven opzien. Dat zie je bij oudere mensen. Het leven kan niet meer zo veel te bieden hebben. Soms leven mensen onder erbarmelijke omstandigheden. Maar toch willen ze graag blijven leven. De minder goede omstandigheden en vooruitzichten neemt men dan wel op de koop toe. Wel leren veel mensen, als ze voor de dood staan, deze uiteindelijk te aanvaarden. Maar het gaat door veel strijd heen. Hier kan iemands geloof een grote rol spelen. Het weten, dat ik in mijn sterven door Gods genade en liefde omringd ben, kan een grote steun zijn. Al schieten hier ook alle menselijke voorstellingen te kort, we mogen geloven, dat sterven “naar de Heer gaan “betekent.
Toch blijft het een zware opgave. Op dezelfde manier als wij mensen bang zijn voor de pijn, zijn we van nature ook bang voor de dood. Je hoort het mensen ook v aak zeggen: “Niet dat ik bang ben voor de dood, maar wel voor wat daar aan vooraf gaat, ziekte en pijn.” Het is daarom, denk ik, een goede zaak om af en toe eens over zijn eigen sterven na te denken. Dat je de dood in je leven incalculeert. Niet weg schuiven, maar onder ogen durven zien. Het leven is nu eenmaal vergankelijk. Daar is geen ontkomen aan. Het is gewoonweg een nuchter feit. Er kan iets bevrijdends in zitten, wanneer onze dood bespreekbaar wordt. Wanneer man en vrouw, ouders en kinderen, of vriend met vriend er over durven te praten wat er gebeuren moet, als één van hen uit hun midden wegvalt.
Hoe dikwijls komt het niet voor, dat degene die heenging niets van tevoren geregeld heeft en aan niemand inzake gegeven heeft in zijn zaken. Dan heb je al zo veel verdriet om het heengaan van een geliefd persoon en dan komt dit er nog bij. Eigenlijk heb je dan dubbele ellende. Dat moesten we elkaar besparen. Juist van een Christen mag worden verwacht, dat hij de vergankelijkheid van het leven kent. Dat hij er rekening mee houdt, dat hij niet altijd op aarde zal blijven. Zoals de ouden vroeger al zeiden: “Wij hebben geen blijvende stee…”