Rouwgebruiken

In de bijbel wordt verteld, dat men de doden begroef. Dat was niet vanzelfsprekend, want in de omliggende landen werden de doden verbrand. Begraven betekende voor de Joden, dat men tot “zijn vaderen vergaderd” werd. Begraven was daarom een diep gevoelde plicht van piëteit. Men stelde daar een eer in!

In de bijbel wordt verteld, dat men de doden begroef. Dat was niet vanzelfsprekend, want in de omliggende landen werden de doden verbrand. Begraven betekende voor de Joden, dat men tot “zijn vaderen vergaderd” werd. Begraven was daarom een diep gevoelde plicht van piëteit. Men stelde daar een eer in!

Niet-begraven worden vond men verschrikkelijk. Men maakte bij de begrafenis veel misbaar, de buurvrouwen kwamen de dode bewenen, hun gejammer en geklaag gaven haar terecht de naam van “klaagvrouwen”. Dat was een eervolle taak, een soort “nabuurplicht”. Ook het ten grave dragen werd als burenplicht gevoeld, zoals het bij ons in de Achterhoek ook nog gebeurt. Men liep daarbij in een rouwgewaad, een zak, en men strooide as op het hoofd. Daar komt onze uitdrukking “in zak en as zitten” nog vandaan. Stof en as zijn symbolen van de broosheid van het leven. Als teken van rouw liep men op blote voeten en sloeg men zich op de borst. Het is een soort verootmoediging: de mens wordt klein gemaakt en God groot. Na de maaltijd was er een eenvoudig maal. Zo staat het beschreven in Jeremia 16, waar de profeet aan Israël de straf aanzegt dat alle “voorrechten” van een eervolle begrafenis aan hen ontnomen zal worden. “Want zo zegt de Here: Gij moogt geen klaaghuis binnentreden, gij moogt niet gaan om rouwbeklag te doen en hun geen deelneming betonen, want Ik neem van dit volk mijn vrede weg, luidt het Woord des Heren, de genade en het erbarmen! Groten en kleinen zullen in dit land sterven zonder begraven te worden, men zal hen niet beklagen en niemand zal zich om hen insnijdingen maken of zich kaal scheren; men zal geen brood breken ten rouw om iemand te troosten over een dode, men zal hun ook geen troostbeker te drinken geven om iemands vader of moeder.”

Soms werd ook als teken van rouw juist gevast. In de oer-Gemeente werden deze gebruiken nog lang in ere gehouden. Maar er kwamen ook gewoonten bij uit de heidense wereld. Daar leefde men nog in een wereld “vol met geesten”, zoals dat nog bij natuurvolken het geval is. Dit zogenaamde “animisme’ hield rekening met de geesten van je voorouders, die nog rond zwerven en het je bijzonder lastig kunnen maken, zeker als zij zelf niet tot rust zijn gekomen. Zo wordt ook de ziel van de mens die gestorven is als gevaarlijk en lastig, zelfs vijandig, beschouwd. Hij “spookt” rond om het ons lastig te maken. Hoe kon je je daartegen te weer stellen? Door die geest met veel lawaai te verjagen. Toen we laatst met vakantie waren in het Waldecker Land, kwamen we in een oud stadje, waar rondom de kerk jonge mensen met allerlei slaginstrumenten stonden opgesteld. Het was een lawaai van je welste! Ik denk, dat geen geest het daartegen kon uithouden. Of ook het geklaag van de klaagvrouwen hiermee te maken heeft, we weten het niet. Het zou best kunnen. In ieder geval is het klokgelui daar op terug te voeren.

Ook andere gewoonten, die men nu niet meer zo toepast, hangen hiermee samen. Zo maakte men vroeger wel een gaatje in de kist, waardoor de ziel kon ontsnappen. Ook deed men ramen en deuren open, Bij de buren werden die juist dicht gedaan, anders kon de dode ziel bij hen binnen komen! Dit verklaart het sluiten van de gordijnen en het bedekken van de spiegels, wat je in sommige streken van ons land nog tegenkomt. Het spiegelbeeld moet ook een rol gespeeld hebben in onze angst voor de dode. Ook kwam het wel voor, dat men het dode lichaam door het raam naar buiten liet, met het hoofd eerst naar buiten, en dat men dan via allerlei omwegen naar de begraafplaats ging. Dan zou de dodenziel de weg naar huis niet meer terug kunnen vinden! Men schudde het lijk zelfs om hem duizelig te maken, zodat de geest het spoor helemaal bijster zou worden!

Angst voor de ziel van de overledene speelt ook een rol bij de zogenaamde “dodenwacht” of “dodenwake”. Men waakt bij de kist en steekt ’s nachts kaarsen aan, om te verhinderen dat de dodenziel terug kan keren naar het lichaam. Het dragen van rouwkleding zou ook van deze gedachte afkomstig kunnen zijn. Het zou kunnen dienen om de mens onherkenbaar te maken, de man of vrouw van de overledene bijvoorbeeld, zodat de ziel van de dode niet terug kan komen. De laatste eeuwen is zwart de rouwkleur, maar daarvoor droeg men in de Germaanse landen wit als teken van rouw. De koninklijke familie heeft deze traditie weer opgepakt (de “witte” begrafenissen van Prins Hendrik en Koningin Wilhelmina).

Wordt vervolgd.

2 gedachten over “Rouwgebruiken”

  1. Beste broeder Kroes,

    Bedankt voor uw publicatie. Wat betreft de stelling “in de omliggende landen werden de doden verbrand” denk ik dat dit niet helemaal correct is: in Egypte werden de doden ook begraven (mummies), plus Egypte is een land dat voor Israël een bijzondere rol speelt.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *