Psalm118, 6
“De Here is met mij, ik zal niet vrezen;
Wat zou een mens mij doen?”
Mensen kunnen elkaar heel wat aan doen! Ze kunnen elkaar het leven zuur maken, ja zelfs onmogelijk maken! Er is wel eens gezegd: de grootste boosdoener voor de mens is de mens zelf. Zij staan elkaar naar het leven, pesten elkaar, onderdrukken elkaar, spelen de baas over elkaar, vernederen elkaar, stelen van elkaar, en ga zo maar door.
De Psalmdichter weet dat ook, uit ervaring. Wie zal zeggen wat hij allemaal niet van mensen te verduren heeft gekregen? Ook Jezus heeft dat moeten ervaren. Daarom was Hij in de hof van Getsemane bedroefd en angstig. Wat is het dan een zegen, zeg maar gerust een wonder, wanneer je dan je geloof niet verliest en nog zeggen kunt: “De Here is met mij, ik zal niet vrezen; wat zou een mens mij doen?”
Die mensen doen heel wat. En dat wordt met je geloof niet minder, integendeel zelfs. Het is een duivels spel, duivelse dingen doen mensen elkaar aan. Het is de duivel zelf, die de gelovige belaagt. Alles kunnen ze je aandoen, maar één ding zullen ze je nooit kunnen afnemen: dat je een kind van God bent. “De Here is met mij, voor wie zal ik vrezen?” Als God vóór ons is, wie zal dan tegen ons zijn? Zo zegt Paulus het in Rom.8. De Heer is met mij, gaat met mij, ook in het dal van de schaduw des doods (Ps.23). Hij lijdt zelfs met mij! Wat kan een mens mij dan doen? Alles kunnen ze je doen, maar het zal je niet deren, uiteindelijk blijf je toch wie en wat je bent: in Gods genade, een kind van God!
Daarom: vrees niet! Jezus heeft voor ons de angst en de pijn doorworsteld en gedragen, opdat wij zeker zouden zijn van wat de Psalmdichter al mocht ervaren: “De Heer is met mij, ik zal niet vrezen!” Je kunt beter alle mensen tegen je hebben en God met je dan omgekeerd!