Elke woning heeft iets eigens. Je voelt je er thuis of soms ook niet. Het kan er heel gezellig zijn, maar soms voelt een huis koud aan. Een woning is een ‘thuis’ voor de bewoners. En dat is veel meer dan de ruimte, die men bewoont. Een woning geeft geborgenheid, daar kun je je zelf zijn, daar wordt je ook door de anderen opgevangen. Speciaal door je levenspartner. En als deze komt weg te vallen, dan is het huis ‘leeg’. Elke weduwe en weduwnaar kent dit gevoel uit bittere ervaring. Het kost wat om alleen-zijnde van je woning toch weer een ‘thuis’ te maken.
“Want mijn steenrots en mijn bastion zijt gij”
(Naardense vertaling)
De Psalm vergelijkt God met een rots, waar je veilig kunt wonen.
“Wees mij tot een rots ter woning, waarheen ik bestendig kan gaan, die Gij beschikt hebt tot mijn redding, want mijn rots en mijn vesting zijt Gij”
(NBG vertaling).
“Wees mij een rots ter woning” (NBG vertaling)
“Wees mij een omheining rotsvast” (Naardense vertaling).
Zo roept onze Psalmdichter uit. Blijkbaar voelt hij zich niet alleen dakloos, maar “woningloos”, of zoals de Duitser zegt “Heimatslos”. Hij is zijn thuis kwijt. Kennelijk zit hij in grote nood. Aan ’t begin van de Psalm horen we het al: “Bij u schuil ik”. Nergens anders kan hij misschien terecht. Alle aardse huizen waren voor hem geen “woning” gebleken. En nu weet hij: er is maar één uitkomst om te schuilen en veilig te zijn: bij God. Die zal mij omringen en veiligheid geven. God is als een omheining.
“Wees mij een rots ter woning, een omheining.” Een huis als een rots, onwrikbaar, goed beveiligd tegen elke inbreker. We denken onwillekeurig ook aan het beeld van het “huis op de rots” in de Bergrede (Matteüs 7). Vers 3 gaat verder:
“waarheen ik bestendig kan gaan” (NBG vertaling)
“waar ik voortdurend kan komen” (Naardense vertaling).
Bestendig, voortdurend, dat wil zeggen: het houdt stand en staat altijd klaar om je te ontvangen en een veilige schuilplaats te geven: “een plaats tot mijn redding”.
Wij mensen kunnen voor elkaar maar tijdelijk en niet “voortdurend” een veilig “thuis” zijn. Bestendigheid is er vaak niet meer bij. Relaties, ook de sterkste in huwelijk en vriendschap, zijn uiterst kwetsbaar. Wat is het fijn, dat een mens zeggen kan: “mijn rots en mijn vesting zijt Gij!” Een mens, hier in de wereld zoekend en niet vindend, vaak van huis naar huis opgejaagd, mag zijn “woning” vinden bij God. Een vaste burcht is onze God (Gezang 401), het werd het lijflied van Luther en het Protestantisme. God geeft ons Zijn woning, een vaste burcht. God is zelfs gaan wonen onder ons. “Het Woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond” (Johannes 1, 14). Jezus Zelf, die gezegd heeft “In het huis van Mijn Vader zijn veel woningen” (Johannes 14,2), is onze woning bij God, onze rots, onze omheining.
Dáár, bij Hem, is onze woning bij God te vinden. Dáár is onze toevlucht: “Mijn redding, mijn rots, mijn vesting”. Dáár in de genade van onze Here Jezus Christus! Hij is onze rots om in te wonen, Hij is een omheining, Hij bewaart ons en geeft ons bescherming, bestendig en voortdurend.
“Kom tot uw Heiland, toef langer niet. Kom nu tot Hem, Die redding u biedt,
Die ook voor u de hemel verliet. Hoor naar Zijn roepstem, KOM!”
(Johannes de Heer 210).
het is een best nuttige site voor wat oudere mensen die het leuk vinden om preken te luisteren
misschien is het ook wel leuk om er wat voor kinderen bij te doen zoals spelletjes. :”> 😀
Beste Geertje, bedankt voor de suggestie. Ik zal het er met mijn kinderen over hebben, misschien hebben die een idee! Groetjes, ds.Kroes.