Ziek zijn is o zo moeilijk. In een verpleegtehuis terecht komen is haast onverdraaglijk. Je man of vrouw, je vader of moeder daar naar toe moeten brengen is een groot verdriet. Afhankelijk te worden van anderen, je als onvolledig te moeten voelen, iemand die eigenlijk niet meer meetelt…
Heer, ik wil uw liefde loven
Al begrijpt mijn ziel U niet.
Zalig hij die durft geloven,
Ook wanneer het oog niet ziet.
Schijnen mij Uw wegen duister,
Zie, ik vraag U niet: waarom?
Eenmaal zie ik al Uw luister,
Als ik in Uw hemel kom.
Gezang 293,3
Wat een zwaar kruis is dat! Hoe kan een mensenziel Gods wegen begrijpen? Hoe vaak is God voor ons niet in duister gehuld? Toch: ik wil Uw liefde loven! Kunt u, als u ziek bent, dat ook uitzingen? Kunnen gehandicapten bijv. ook nog zo’n loflied aanheffen? Ja, dat kan. Maar alleen, als je weet dat God naast je staat en naast je gaat op die duistere wegen. Voor iemand, die God kent als zijn vriend (die met je lacht en met je grient, zou Toon Hermans zeggen) blijft het loflied klinken, al komen de woorden haast niet meer uit je keel.
Schijnen mij Uw wegen duister,
Zie, ik vraag U niet waarom?
Eenmaal zie ik al Uw luister,
Als ik in Uw hemel kom.
Op de donkere wegen schijnt een licht ons tegemoet: Gods hemel. Een droom? Ja een droom, zoals Martin Luther King had: “I have a dream.” Hij droomde daar echt van: een heerlijke toekomst, waarin alle tegenstellingen van ziekte en gezondheid, haat en liefde, rijk en arm, blank en zwart, leven en dood, alles wat ons nu nog zo gevangen houdt, zullen zijn opgelost.
Ik hoop, dat u dit droombeeld ook nog heeft. Het is Gods licht, dat ons op het pad houdt en voor ondergang behoedt. Daarom zingen wij tenslotte:
Waar de weg mij brengen moge,
Aan des Vaders trouwe hand
Loop ik met gesloten ogen
Naar het onbekende land.
Leer mij volgen zonder vragen
Vader wat Gij doet is goed
Leer mij slechts het heden dragen
Met een rustig kalme moed
Laat mij niet mijn lot beslissen
Zo ik mocht ik durfde niet
Ach hoe zou ik mij vergissen
Als Gij mij de keuze liet