Pasen. Het niet-te-geloven feest! Feest van het opengebroken graf, de voorbijgaande dood, de lévende Heer!
O Heer, wat een morgen,
toen Gij vol majesteit het graf verliet
dat uw gemarteld lichaam had geborgen
en eng’len juichten in een overwinningslied!
(Nel Benschop)
Maar eerlijk is eerlijk: niemand is er bij geweest, wij hebben er geen enkel bewijs voor dat het ook echt waar gebeurd is. Je moet het maar gelóven! Pasen, toch een feest? Laten we eerlijk zijn: van Jezus’ overwinning op de dood is niet veel te merken. De machten van de dood en de duisternis schijnen vandaag levendiger dan ooit. Oorlog, ziekte (aids!), hongersnood en epidemieën (vogelpest!), het zijn spookbeelden die alom rondwaren. Een feest? Ja, tóch! Omdat het ’t feest van de lévende Heer is. Niemand is er wel bij geweest, bij die opstanding, maar velen hebben later betuigd dat zij de Opgestane gezien hebben. En daar gaat ’t toch om: dat wij wéten mogen, dat de Heer lééft! Mensen hebben Zijn stem gehoord en herkend, en Hij opende hen de ogen en het hart, zodat zij gingen zien en verstaan en geloven, al wat er over Hem geschreven stond. Hij heeft met mensen gegeten, brood en vis. Hij heeft ze moed ingesproken: Ik ben met u tot aan de voleinding der wereld. Hij heeft ze ook een nieuwe taak gegeven: Weid mijn lammeren, hoed mijn schapen! En zó werd het feest Paasfeest! Tóch! Een niet te geloven feest voor allen, die het zeker geloven, ook voor u en voor mij!
En als u om u heen kijkt en u ziet zoveel verdriet en lijden en duisternis en dood, een onophoudelijke rij… en alle vreugde in je dreigt te verstommen -immers God is zo ver, zo onbereikbaar ver, zo onbegrijpelijk en ongrijpbaar- wil dan toch niet vergeten wat over Hem geschreven staat; let dan toch alstublieft op die vrouwen met hun van tranen versluierde ogen, die de lévende Heer mochten ontmoeten. “Rabboeni”, zei Maria Magdalena, dat is “mijn Meester”. Er was nieuw contact, het léven was door de duistere dood heen gebroken. Hij noemde haar eerst bij haar naam “Maria” en toen was de vonk overgesprongen. Nooit vergeten! Ook al is er niemand meer die u nog bij de voornaam kent, ook als wordt u door niemand meer begrepen – Hij vergeet nooit de naam van één der Zijnen… Hij kent ze en koestert ze.
En zó mag het Paasfeest worden. Toch! Ja, tòch!
Wij hebben de opstanding niet gezien, maar de stem van de Opgestane klinkt ons tegen, en zó wordt de verwachting geboren in ons hart:
O Heer! Wat een morgen
wanneer Gij zegt: “De dood is er niet meer!”
en ik, voor eeuwig in uw hart geborgen,
zal ingaan tot de vreugde van mijn Heer!
(Nel Benschop)
Gezegend Paasfeest!