Dit is een bekende zin uit psalm 123. Goed om daar eens bij stil te staan, zeker als je wat ouder geworden bent. Onze (levens) reis gaat door, net als indertijd bij Israël. De psalm verplaatst ons naar een tijd, die heel moeilijk was voor Israël. Het volk was zijn vrijheid kwijt en werd bovendien verdrukt. Geen wonder, dat de mensen roepen tot God! “Zie, ik hef mijn ogen op tot U”.
De reis gaat naar Jeruzalem, naar de tempel. Nu kunnen zij gerust verder reizen. God gaat met hen mee.
Moet het voor ons ook niet zo zijn? Met de ogen opgeheven tot God kunnen we gerust verder de toekomst tegemoet. En als de reis door moeilijke omstandigheden voert, raak dan niet in paniek. Doe gewoon wat de Israëlieten deden: de ogen opheffen tot God! Want Hij zorgt voor u. U heeft een goede Gids, die met u mee gaat, zelfs als het moet gaan door “het donkere dal van de schaduw des doods” (psalm 23). Gaat de reis door blijde omstandigheden, we gaan bijvoorbeeld op vakantie of we vieren feest, ook dan het oog omhoog! We mogen alles voor God neerleggen: onze onzekerheid en ons verdriet, onze machteloosheid, maar ook onze vreugde en het vertrouwen in de goede afloop. We zijn toch veilig geborgen in Gods handen. En dat geeft een rustig gevoel.
Als je ouder wordt, kun je dat zo nodig hebben. Want ’t wordt zo leeg om je heen, en soms ook binnen in je. Dan maar steeds weer omhoog kijken: “ik hef mijn ogen op tot U!”
De Heer zal U steeds gadeslaan,
opdat Hij in gevaar
uw ziel voor ramp bewaar’.
De heer, ’t zij g ‘in of uit moogt gaan,
en waar g’ u heen moogt spoeden,
zal eeuwig u behoeden.Psalm 121, 4 (O.B.)