Hoe vaak wordt dit niet gezegd! Meestal als een verzuchting van de mens, die het niet meer weet, of als aanmoediging van de mens, die tegen de klippen op verder moet en bij zichzelf zegt: “In Godsnaam. Vooruit dan maar!”
Hoe zou die Naam van God eigenlijk zijn? Mensen zijn daar wel eens benieuwd naar: “Hoe zou God eigenlijk heten?” Alle mensen, en zelfs dieren, hebben een naam. Dan moet God toch ook wel een naam hebben? Mozes wilde dat ook wel eens weten. U kent de geschiedenis van het brandende braambos wel. God heeft toen aan Mozes Zijn Naam genoemd: Jahweh. In het Hebreeuws houdt deze naam verband met een werkwoord, dat “zijn” betekent, maar dan een “zijn” dat voortdurend actief is, dus zoiets als “bezig zijn”. We zouden “Jahweh” dan ook kunnen vertalen met “Ik ben actief zoals Ik actief ben”. Of wellicht nog beter: “Ik doe worden zoals Ik doe worden. Ik ben altijd in de weer met het scheppen en ordenen en verzorgen van al het geschapene, zoals Ik dat altijd gedaan heb”. Dat wil dus zeggen, dat “In de Naam van God” iets heel bijzonders van God wordt uitgesproken, namelijk dat Hij er bij betrokken is, bij de wereld, bij de mensen, bij de dingen, bij de gebeurtenissen, bij u in alles van uw leven, en wel op Zijn goddelijke wijze.
Het is voor ons niet altijd na te trekken en te begrijpen, het is vaak heel verborgen, zo is Gods bezigheid met ons mensen. In Gods Naam mogen ook wij bezig zijn, hoe zouden we anders?