“Waarachtig, ik verzeker je: toen je jong was deed je zelf je gordel om en ging je waarheen je wilde, maar wanneer je oud wordt zal een ander je handen grijpen, je je gordel omdoen en je brengen waar je niet naartoe wilt.”
“Toen gij jonger waart, omgorddet gij u zelf en gij gingt, waar gij wildet, maar wanneer gij eenmaal oud wordt, zult gij uw handen uitstrekken en een ander zal u omgorden en u brengen, waar gij niet wildet.”
De opgestane Heer spreekt dit geheimzinnige woord tot Petrus. Eerst had hij hem gevraagd: Hebt gij mij lief? En dat tot drie keer toe. Petrus had het daar moeilijk mee. “Gij weet dat ik U liefheb!” De Heer geeft hem dan een opdracht: “Weid Mijn lammeren, hoed mijn schapen”. Zo krijgt Petrus een nieuw leven! Een leven achter zijn Heer aan! Een apostolair en pastoraal leven. De gezondene wordt een herder! Zo gaat de boodschap van de Opgestane de wereld in. Tot twee keer roept de Heer dan ook nog Petrus toe: “Volg Mij!”
Daar komt het dus ook voor ons op aan: dat we Hem volgen. Volgen is meer dan “meegaan”. Ook dat zou Petrus nog leren. Volgen is in Jezus’ voetstappen gaan staan, doen wat Hij deed, maar ook ondergaan wat Hij moest ondergaan. Volgen van Jezus is inclusief lijden, onrecht verdragen, de dood ondergaan. Dat had je niet gedacht hé Petrus? Toen de Heer je van het viswater geroepen had en zei “Volg Mij”. Toen je met Hem was meegegaan een onzekere toekomst tegemoet. Jij dacht daarmee al heel wat gedaan te hebben. Je dacht ook dat je wel goed zat, bij zo’n “alleskunner” als Jezus. Dat was ten voeten uit het leven van de jonkheid. “Toen gij jonger waart, omgorddet gij u zelf en gij gingt, waar gij wildet.” Had Petrus niet gezegd: “Wij hebben alles verlaten en zijn U gevolgd… ik zal met U sterven, Heer…! Al zouden ook allen U verlaten, ik nooit!” Op de ene beslissende zin van zijn belijdenis na “Gij zijt de Christus” (Matth.16,16) beginnen al Petrus’ uitspraken met “ik, ik en nog eens ik”.
Petrus had het beslist niet slecht met zich zelf getroffen. De vitaliteit straalt er van af, tot in de hof van Jezus’ verhoor toe, als hij weer begint met “ik”: ik ken deze mens niet!”
Ja, Petrus ging met Jezus mee, maar ook van Jezus af! Zo gaat het vaak in het leven van jonge mensen. Tot je ouder wordt, zoals Jezus zegt: “wanneer gij eenmaal oud wordt, zult gij uw handen uitstrekken en een ander zal u omgorden en u brengen , waar gij niet wilt. Volg mij!” Dan, in de ouderdom, begint het echte volgen pas. Denk daaraan, Petrus! Eens zul je het gewaar worden. Dan komt het niet meer aan op jouw wil, op jouw initiatief, op jouw ik, maar op die Ander, Die jou opdrachten geeft, Die jou omgorden, toerusten, zal. Die jou ook brengen zal, waar je liever niet naar toe wilt: naar lijden, kruis en dood. Begrijp je, Petrus? Dat is pas echt “volgen”! Je krijgt dan je identiteit van Hem, niet meer van je zelf.
Niet alleen voor Petrus is dit afscheidswoord van de Heiland, het is ook tot ons gesproken. Jong zijn is o zo mooi. Petrus geeft ons daarvan voorbeelden te over. Was hij het ook niet, die voor Jezus in de bres sprong en het oor van de Romeinse soldaat Malchus afsloeg? Maar jong zijn is ook o zo gevaarlijk. De Prediker sprak daar al over: “Jeugd en jonkheid zijn ijdelheid (dus helemaal niets!)” Pred.11,10. Het grote gevaar zit in de ik-betrokkenheid, de vitaliteit die om het eigen ik draait. Je wilt en je doet en je slooft je uit , maar voor wie doe je ’t eigenlijk? Toch altijd voor je zelf het meest! Wij hebben net als Petrus van de opgestane Heer te leren, dat ons jonge leven oud moet worden, in die zin: dat we van ons zelf afkomen en Hem gaan toebehoren. Maar Hij brengt ons wel daar, waar we eigenlijk niet heen willen! Toch kunnen we ‘t, omdat Hij ons omgordt, Hij blijft bij ons, Hij ging ons er in vóór!
Petrus zal zijn leven eindigen aan het kruis in Rome, met zijn hoofd naar beneden. Maar zou hij niet juist in deze verschrikkelijke dood het leven gevonden hebben? Is dat niet het geheim van deze raadselachtige profetie van Jezus? Wie Hem volgt en zich zelf ten offer geeft, die komt misschien in allerlei doodsellende, maar ontvangt juist daarin de kroon des levens. Petrus houdt op met de heer te verloochenen, hij verloochent nu veeleer zich zelf. Hij houdt op zich zelf te omgorden, hij wordt omgord door een Ander, Die hem toerust tot zijn arbeid en hem brengt op een onbegaanbaar pad, maar Die daarop ook Zelf vóórgaat!
“Volg mij!” zegt Jezus ook tot u!