We hebben het de vorige keer gehad over de rijke boer, die steeds grotere schuren bouwde. Maar juist, toen hij zijn grootste schuur gebouwd had, stierf hij. En Jezus zei: “Zo gaat het met iedereen, die voor zichzelf rijkdommen vergaart, maar niet rijk is in God.”
Rijk zijn in God, wat is dat? Wat betekent dat vandaag nog?
Velen van ons zijn best een beetje rijk: rijk aan bezittingen, rijk aan inkomen, rijk aan gezondheid en welbevinden. Misschien niet zo rijk als die boer, maar toch, we hebben alles, wat ons hartje begeert. Tenminste, dat mag ik hopen! Je zou daar best tevreden mee kunnen zijn. Maar, helaas, veel mensen willen meer, altijd meer. Net als die boer. Niet, dat hij een slecht mens was, daar horen we in ieder geval niets van. Niet dat hij een egoïst was en zijn knechten slecht behandelde, daar vertelt Jezus ook niets over. In de Bijbel staat trouwens ook helemaal niet, dat het slecht is om rijk te zijn. Integendeel: rijk zijn wordt een zegen van God genoemd. En in Amerika voelt men dat nóg zo: wie het echt gemaakt heeft, is rijk gezegend! Wij zetten daar vraagtekens achter: het komt er wel op aan, hoe je het gemaakt hebt!
Misschien was die boer ook wel erg royaal voor anderen, al geloof ik dat niet zo erg. Toch kwam het in de oorlog ook wel voor, dat hongerige mensen uit het Westen nooit tevergeefs bij een boer langs gingen. Boeren hebben wel de naam behoudend en godsvruchtig te zijn. De boer uit de gelijkenis zal daarom best iedereen het zijne gegeven hebben, geen collecte hebben overgeslagen en geen bedelaar van de deur gewezen. Het was misschien best een leuke kerel, met wie je gezellig kon praten over de landbouwpolitiek, de gestegen prijzen van graan en olie en zo, met een borreltje er bij, zie zal het zeggen?
Maar dat alles bedoelde Jezus kennelijk niet. Daar gaat het Hem niet om. Een mens mag best rijk en gelukkig zijn met mooie dingen en de pleziertjes van het leven. Hij moet ook goed oppassen op alles, waarover de Heer hem als rentmeester heeft aangesteld, zuinig met de oogst omgaan en al de opbrengst goed gebruiken. Precies zoals de boeren dat zijn in het zo veel bekeken programma “Boer zoekt vrouw”. Het is hard werken en best een zwaar leven! Toch mogen we één ding daarbij nooit vergeten: dat het allemaal genade is, gave van God, onverdiend. Daarom zingen we: “Zijn Naam moet eeuwig eer ontvangen, men loov’ Hem vroeg en spa. ( loven Hem vroeg en laat)”
Ik denk, dat Jezus dat ook bedoelt. Dat het dáár in zit. Hoe ben je rijk? Voor je zelf, voor God, je naaste? Tot eigen eer en roem, of tot Gods eer en om Zijn Naam groot te maken? Misschien offerde die rijke man ook wel flink in de tempel, tegelijk met het bouwen van grotere schuren deed hij misschien ook iets extra’s voor de armen in het Werelddiaconaat. En toch mankeerde er bij hem iets aan. Moeten we veronderstellen, dat hij het niet zo van harte deed? Meer voor de show misschien? Zonder dat zijn hart en gedachten er bij waren? Die waren immers gefixeerd op de nog grotere voorraadschuren, de nog grotere rijkdom!
Kom, zei hij, ik ga al vast feest vieren, laten we eten, drinken en vrolijk zijn. Het is alles bij hem “ik“. Nee, zegt Jezus, zó moet het niet, maar: hij, hij en nog eens hij, alle rijkdom komt alleen Hem toe! Daarom moeten we eerst rijk worden in Hem!
Rijk zijn in Hem, dat is: dat je op Hem vertrouwt, dat je Hem kent en bij alles in je leven betrekt. “Als ik Hem maar kenne, Hem de mijne weet…”. Dat je alles als ’t ware uit Zijn hand ontvangt en er dan ook voor Hem afstand van kunt doen.
Grotere schuren bouwen, ja, dat willen we allemaal wel. En dat moeten we ook. Maar niet voor ons zelf, maar om er anderen mee te kunnen helpen. Om voor hulpbehoevenden bijeen te verzamelen, voor allerlei acties en Stichtingen, die zich bezig houden met de leniging van al die noden en ellende in de wereld. Ook voor onze eigen voedselbanken en onderkomens voor zwerfjongeren. Voor de kledingmagazijnen van het Leger des Heils en ga zo maar door!
Rijk zijn in God is arm willen zijn ter wille van de naaste. Adeldom verplicht. Zo is het ook met het bezit, dat wij mogen beheren. Wij zijn er verantwoordelijk voor. God zal eens aan ons vragen: “Wat heb je er mee gedaan? Heb je ’t goed gebruikt? Heb je er talenten bijverdiend in Mijn Koninkrijk? Heb je de hongerigen gevoed, de armen bijgestaan, de naakten gekleed en gevangenen bevrijd? ” Zullen we dan wijzen naar onze grote schuren? Of naar onze lege handen, die andere handen hebben gevuld?
Zal de Heer ons dan ook zó antwoorden: : “Goed gedaan jochie, meissie, ga in tot het feest van uw Heer!” ???