Wij hebben pas geleden Paasfeest gevierd. Hebben we ons ook afgevraagd waar dit feest vandaan kwam? Wie heeft ons het verhaal van Pasen het eerst verteld? Natuurlijk Lukas! Luistert u maar, hoe hij zijn Evangelieboek begint: “Aangezien velen getracht hebben een verhaal op te stellen over de zaken, die onder ons hun beslag hebben gekregen, gelijk ons hebben overgeleverd degenen, die van het begin aan ooggetuigen en dienaren van het woord geweest zijn, ben ook ik tot het besluit gekomen, na alles van meet aan nauwkeurig te hebben nagegaan, dit in geregelde orde voor u te boek te stellen, hoogedele Teofilus, opdat gij de betrouwbaarheid zoudt erkennen der zaken, waarvan gij onderricht zijt.” (Lucas 1, 1-4)
U ziet het, Lukas begint anders dan Johannes. Die vallen meer met de deur in huis, maar Lukas klopt beleefd en dient zich aan met een deftige inleiding van vier zinnen lang. Dat aankloppen is niet alleen beeldspraak. Er is echt een huis geweest, waar op een goede dag de bel ging. “Is meneer Teofilus thuis? Ik heb een pakje voor hem. Het is een kleine boekrol, die mijn meester, dokter Lukas, mij voor hem meegegeven heeft. Het is zijn uitdrukkelijke wens, dat deze rol aan heer Teofilus persoonlijk wordt overhandigd.” En zo is het gekomen, dat het Evangelie van Lukas is bewaard en tenslotte in de Bijbel is opgenomen.
Wie was die Teofilus eigenlijk? Wat voor soort man is hij, die we even later voorovergebogen over de rol van Lukas zien zitten als eerste van al die miljoenen die dit Evangelie gelezen hebben en nog lezen? Hij is een ontwikkeld man uit het grote Grieks-Romeinse keizerrijk, een man met een hoge positie, anders zou Lukas hem niet aangesproken hebben met “hoogedele Teofilus”. Een topambtenaar, wonend in de keizerlijke residentie Caesarea, waar de Romeinse legioenen gelegerd waren en de schepen heen en weer voeren naar Rome. Er waren daar heel wat mensen, die al van Jezus gehoord hadden, want Philippus had daar gepreekt met zijn vier dochters, allemaal profetessen, en natuurlijk ook Lukas, in het gezelschap van de gevangen genomen Paulus. Velen wilden eens iets meer van Jezus weten, ook heidense Romeinen, zoals Teofilus. Die Teofilus is ook bij ons, springlevend, een modern mens, weetgierig, gehoord, maar had er zo zijn eigen gedachten over. Precies zoals wij vaak. “Allemaal mooi, die verhalen, maar wat heb ik daar aan?” Zijn we zo niet allemaal op zoek naar de “betrouwbaarheid van de leer waarin we onderwezen zijn”? Op school, op catechisatie, in de kerk, door de praktijk van het leven zelf?
Aan die onzekerheid van ons wil Lukas wat gaan doen. Hij gaat bij ons zitten en vertelt maar, een uur, twee uur, drie uren lang. Hij vertelt over Jezus, hoe het geweest is, wat Hij gezegd en gedaan heeft. Vertellen, als maar weer vertellen over wat de ooggetuigen hebben gezien en gehoord, wat ze met Jezus hebben meegemaakt. Dat is de weg naar de zekerheid, ook voor u en mij, zo simpel: alleen maar luisteren, naar wat er gebeurd is, naar wat God gedaan heeft, vroeger in Israël, en later in Bethlehem, Galilea, op Golgotha, met Pasen. Ons geloof berust niet in de eerste plaats op leerstukken, maar op de daden van God die onder ons geschied zijn, of zoals Lukas het zegt: “die onder ons hun beslag hebben gekregen”.
We zullen altijd opnieuw weer moeten beginnen met luisteren, luisteren naar wat deze Lukas ons te vertellen heeft. Wie is die Lukas dan wel, dat hij zo met gezag kan spreken? Hij is een mens als wij, een medemens uit de heidense Romeinse wereld, tot geloof gekomen door de activiteit van Paulus. Hij is ook een secure onderzoeker, een arts die gewend is de dingen grondig te bekijken voordat hij zijn diagnose stelt. Lukas is een bestudeerd man, een geleerde, niet tevreden met wat “men” vertelt of met wat bij geruchte de ronde doet. Nee, hij moet het zelf onderzocht hebben. Daarom gaat hij naar de bron om alles “nauwkeurig na te gaan” zoals hij aan Teofilus schrijft. En het komt daarom zo mooi uit, dat hij twee jaar lang bij die bron mag vertoeven, in Caesarea, in het gezelschap van Paulus, die daar gevangen zat. Wat een voorzienigheid van God! Uit de ellende van zijn dienstknecht Paulus wordt nu door toedoen van die andere dienstknecht Lukas iets moois geboren: het levensverhaal van Jezus!
Velen in Caesarea konden zich Jezus nog persoonlijk herinneren, wellicht was daar ook de oude moeder Maria bij, uit wier mond Lukas allerlei bijzonderheden optekent. We kennen allemaal het uitgebreide Kerstverhaal uit Lukas 2. Maar ook het Paasverhaal van Lukas kent vele bijzonderheden. Wat zal Lukas niet gelukkig zijn geweest, toen hij al die verhalen hoorde. Nu wist hij heel zeker, dat Jezus de Heiland was! En Teofilus? Met hem ging het evenzo! En al die anderen, die het Evangelie daarna gelezen hebben? Ze werden allemaal bevestigd in hun geloof, dat Jezus de Heer is, de Heiland der wereld. De mensen in Rwanda en Nicaragua en waar ook ter wereld, in de AZL’s en waar u ook maar woont. Allemaal luisteraars van Lukas: zij lezen zijn boek dat tot leidraad wordt van hun levensboek. Ook bij ons wordt weer een bladzijde toegevoegd aan ieders levensboek, weer mogen we horen en vieren wat Lukas ons heeft nagelaten. Laat het een mooie bladzijde worden, een onvergetelijke, waar we lang op kunnen teren. Dan hebben we echt dit jaar weer Paasfeest gevierd!
Amen.