…en de tijd, die er tussen ligt.
Aan het begin van het nieuwe jaar denk je onwillekeurig aan de tijd, die ons nog rest tot de wederkomst van de Heer. We leven immers in de tussentijd, tussen Kerst en wederkomst in. Maar eens zal de nieuwe “aeon”, de nieuwe tijd en de nieuwe wereld aanbreken. Het Griekse “aeon” kan zowel “tijd” als “wereld” betekenen. Wij kennen dat ook wel. Als we het hebben over “onze tijd”, hebben we het tegelijk ook over onze wereld. Met het verschuiven van de tijd, verschuift de wereld. Wij hebben nu een heel ander wereldbeeld dan, zeg maar, vijftig jaar geleden. Eens zal het helemaal anders zijn, als de Messias op aarde zal zijn gekomen. Christenen zeggen dan: weer-gekomen. Want wij belijden, dat de Messias met Kerst al gekomen is, maar eens zal terugkomen, op de dag des Heren. Wanneer zal dat zijn? We weten het niet. Hoe zou de apostel Paulus hierover gedacht hebben? Er zijn maar drie teksten in de brieven van Paulus, die daarover iets meedelen: 1 Thess.4, 13-18 (vergelijk ook 1 Kor.15, 51-53), 2 Kor.5, 6-10 en Phil.1, 23.
In de eerste tekst spreekt Paulus over ons “levenden, die achterblijven tot de komst van de Heer”. Het lijkt er op, dat Paulus hier nog rekening houdt met de komst van de Heer nog tijdens zijn leven.
In het gedeelte uit 2 Kor.5 spreekt Paulus de wens uit het lichaam te verlaten en bij de Heer zijn intrek te nemen. Blijkbaar is hier van een terugkeer van de Heer nog tijdens zijn leven geen sprake meer. Integendeel: Paulus voelt zich ver van de Heer, in de vreemde, en alleen door het verlaten van zijn lichaam kan hij bij de Heer komen.
Ook in de derde tekst, Phil.1 vs.23, spreekt de apostel het verlangen uit “heen te gaan en met Christus te zijn”.
We vragen ons af: heeft de apostel tijdens zijn leven een ontwikkeling doorgemaakt? Het lijkt er toch op, dat er een verschil is tussen de eerste en de laatste twee teksten. Eerst dacht hij aan de wederkomst van de Heer nog tijdens zijn leven, terwijl die wederkomst later helemaal niet meer genoemd wordt. Naarmate hij ouder wordt en er mensen om hem heen overlijden moet hij ook wel rekening houden met een uitblijven van de komst van de Heer. Toch blijft hij nog denken aan een plotseling heel onverwachtse komst van de Heer. Voor zijn gevoel is de tijd “kort” (zie 1 Kor.7, 29), wat ook zijn geweldige zendingsdrang verklaart. Hij moet met zijn Evangelie de wereld rond, want de Heer komt! Er is haast geboden, elke dag is er één, en elke dag zonder verkondiging van de Boodschap is een verloren dag!
Maar er is ook nog wel in dit korte tijdsbestek planning mogelijk. Dat lezen we bijvoorbeeld in Rom.1, 13. Hier schrijft de apostel aan de Gemeente te Rome, dat hij dikwijls het voornemen had opgevat naar hen toe te komen. In Rom.15, 22 oppert de apostel zelfs, dat hij het plan heeft naar Spanje door te reizen.
Paulus, die uitziet naar de komst van de Heer en er naar verlangt “bij de Heer” te zijn, houdt dus ook in de praktijk van zijn leven rekening met de tijd: dat er nog tijd zal zijn om zijn werk af te maken! Dat kan ons iets leren voor het komende jaar! Het nieuwe jaar brengt ons ongetwijfeld dichter bij de komst van de Heer. Dat moment komt steeds dichterbij. Wij moeten dus ook net als Paulus in de tijd, die ons nog rest, actief zijn in het werk voor de Heer. We moeten doorvertellen al die heerlijke dingen, waarvan we gehoord hebben en die we steeds opnieuw mogen vieren: Kerst en Goede Vrijdag en Pasen en Pinksteren! Wij moeten het Evangelie zichtbaar maken in woord en daad. Want de tijd is kort. En wie weet moeten we gauwer van de vulling van de ons gegeven tijd verantwoording afleggen dan we gedacht hadden!
Aan de slag dan maar in het Nieuwe Jaar!