Efeziërs 2,12
“Gedenkt, dat gij in die tijd waart zonder God in de wereld”
Als je in onze tijd de mensen zou vragen: “Wat betekent God voor u?”, dan zou je de meest vreemde antwoorden horen. Vaak ook: “eigenlijk niets!” Vroeger was het vanzelfsprekend, dat je geloofde in God. Tegenwoordig lijkt het uitzondering te worden. Maar ook in de tijd van Paulus was dit een bekend verschijnsel. Alleen, de apostel ziet daarin een kentering ten goede komen: “maar thans in Christus zijt gij, die eertijds veraf waart, dichtbij gekomen door het bloed van Christus” (vers 13), Voor óns ligt deze kentering (helaas) niet in het verschiet, in tegendeel: het lijkt wel alsof de mensen steeds verder af geraken van het geloof in God. Paulus herinnert zijn lezers aan hun verleden, toen zij nog heidenen waren. Eigenlijk waren het atheïsten, mensen die ontkennen dat God bestaat. Wij zien dat wel bij mensen om ons heen en soms hebben wij ook zelf daar trekjes van. Een leven zonder God in de wereld. Geen gebed, geen dankzegging, geen besef van afhankelijkheid en vaak ook van verantwoordelijkheid. Wie immers heb je nog te antwoorden, als er geen God is die de mens roept en verantwoordelijk stelt? Eigenlijk is er dan ook geen hoop meer en geen toekomst, of de mens zelf moet daar garanties voor kunnen geven… maar is de mens daartoe in staat?
Zonder God in de wereld zijn is ook mogelijk, terwijl je zegt nog Christen te zijn en naar de kerk te gaan. Het wil immers ook zeggen: Zonder God in onze handel en wandel, in ziekte en gezondheid, in voor- en tegenspoed. Theoretisch kun je dan nog wel gelovig zijn. Dat zeggen de mensen ook vaak: “ik ben best wel gelovig.” Maar waaruit blijkt dat dan? Met het verstand een gelovige, met het hart een ongelovige, dat kan. Ook bij die mensen, tot wie Paulus zich richt, zal dat het geval geweest zijn. Misschien waren zij uiterlijk heel godsdienstig… Laten we onszelf eens vragen: zou er in mijn leven veel veranderen, als God er eens niet was? Moeten we dan niet, met horten en stoten bekennen: nou ja, nee… veel veranderen zou er niet. We zouden op dezelfde voet voort kunnen leven, ook zonder God, is ’t niet?
Zonder God in de wereld… het is een beangstigend woord. Maar tegelijkertijd zit er ook troost in. Omdat het bij Paulus in de verleden tijd staat: “gij waart eertijds zonder God in de wereld.” Maar nu, in het heden is het anders. Want het heden, dat is Christus, dat is Zijn genade, tegelijk ook onze hoop op een zekere toekomst, niet van mensen, maar van God. “Nu in Christus zijt gij, die eertijds veraf waart, dichtbij gekomen door het bloed van Christus.”
Uit ons zelf komen we nooit verder dan “zonder God in de wereld”. Maar gelukkig weet God dat ook en houdt Hij daar rekening mee. Hij kwam in Christus tot ons, toen wij Hem volkomen kwijt waren. En dat doet Hij nog! Bij de mens kan het dan wel “zonder God in de wereld” zijn, bij God blijft het “voor de mens en voor de wereld: Immanuël!” God in – voor – met en onder mensen!
Zonder God in de wereld, is geen hoop meer hebben. Hoe kom ik ooit tot god bekeerd.