Emil Brunner, de bekende dogmaticus uit Zürich, begint het derde deel “Geschichte und Endgeschichte” van zijn nog steeds indrukwekkende studie over de tegenstelling tussen de moderne godsdienstopvatting en het Christelijk geloof met de opmerking, dat twee categorieën het geestelijk leven van de 19e eeuw hebben beheerst: Erlebnis und Geschichte (“Die Mystik und das Wort” 1928, bl.194). Met Erlebnis duidt hij het godsdienstige beleven aan, dat gefundeerd is in de subjectieve ervaring. In dit subjecitivisme wordt al het geestelijke op conto van de zielservaringen geplaatst. Daarnaast ziet Brunner de meer uitwendige golflijn van het historisme. Beide schijnbaar tegenover elkaar staande bewegingen zijn voortgekomen uit eenzelfde stam: die van de romantiek, waardoor als merkwaardige consequentie bij beide beschouwingswijzen het individu centraal staat. Overgebracht op de theologie had dit tot gevolg, dat de persoon Christus in hoge mate werd vereerd, doch meer in de zin van godsdienstig genie of “held der religie” dan van Zoon van God. In de geloofsleer van Schleiermacher wordt Christus tot de eerste oorzaak, de “prôton kinoun”, van een werkelijkheidsproces. “Er ist ganz in den geschichtlichen Verlauf hineinghestellt, Er ist ebenso restlos historisiert, wie der Glaube psychologisiert wurde… An die Stelle einer geistigen Beziehing AUF Christus – tritt das rein dynamisch-kausale Bild: Ursache-Wirkung, Stoss-Mitgerissenwerden, Druck – Eindruck…”(Mystik, 207). Zo wordt Christus tot “Führer zum Glauben”, het aanstekende voorbeeld!
In Zijn voetspoor zien wij Paulus de geschiedenis binnen trekken, Paulus, die het Christendom gehelleniseerd heeft en daardoor tot “secundaire godsdienststichter” is geworden. Heel de contrapunctische bewegingsstroom van het 19e eeuwse idealisme, die van Erlebnis und Geschichte, zijn hoogtepunt bereikend in de filosofie van Hegel en theologisch uitmondend in de vragen naar “het wezen van het Christendom” en de “historische Jezus en de Bijbelse Christus”, is ook voor de opvattingen omtrent Paulus doorslaggevend geweest. Men zag niet voor niets in Jezus de secundaire godsdienststichter, in zijn arbeid de hellenisering van het Christendom en in zijn leer de uiting van een psychologisch geloofsproces, leidend tot de paraenese (apostolische vermaning) het heil in het persoonlijke leven aan te nemen en te laten groeien.
Rondom de eerste wereldoorlog stort met velerlei illusie ook het op de tweeslag Erlebnis und Geschichte, romantiek en idealisme, opgebouwde oude wereld in elkaar. De tijden veranderen, ook de mens is veranderd, en daarmee als vanzelf ook de visie op Jezus en Paulus. De oude Leben Jesu – en Paulus-Forschungen uit de liberale school delen in de naoorlogs misère van de “Umwertung aller Werte”. Met de “Geschichte der Paulinischen Forschung” van Albert Schweitzer uit 1911 begint pas goed een geheel nieuw inzicht in de betekenis van Paulus door te breken. Duchtig wordt eerst afgerekend met de individualistische en ook hellenistische verklaringen van de Paulinische theologie: er is voor de leer van Paulus slechts één legitiem uitgangspunt: het Joods-oerchristelijke met daarin centraal de Joodse eschatologie. Dit standpunt werkte krachtig door, mede door de resultaten van de vergelijkende godsdienstwetenschap, de bestudering van de taal en wereld van de antieken, het contact met de rabbijnse geschriften en de nieuwere exegetische methoden van de zogenaamde “Religionsgeschichtliche” en “Formgeschichtliche”scholen. Met alle middelen, die de mens in de vorige eeuw ter beschikking heeft gekregen, is het fenomeen “Paulus” onder de loupe genomen. Bij veel verschil van meningen en inzichten in hoofd- en bijzaken, is daarbij toch één ding duidelijk geworden: dat Paulus kind was van zijn tijd en dus ook alleen in de categorieën van zijn tijd verstaan kan worden. Dat dit laatste over het hoofd werd gezien en dat men geprobeerd heeft Paulus vanuit het religieuze tijdsbeleven en de antropologie van de 19e eeuw te interpreteren, betekent dan ook de zwakte van het hierboven geschetste liberale Paulus-beeld. Dit gevaar blijft op de loer liggen voor een ieder, die zich met Paulus-studie bezig houdt. Ook in de afgelopen eeuw bleken de uitgangspunten van Erlebnis und Geschichte nog niet overwonnen te zijn. Zij zijn aanleiding geweest tot menig gefalsificeerd Paulus-beeld. We herinneren aan de felheid, waarmee nog in de jaren 50 en 60 van de vorige eeuw door vertegenwoordigers van de zogenaamde “Heilsgeschichtliche” en “existential-eschatologische” opvatting de discussie rondom de persoon en theologie van Paulus is gevoerd.