Paulus geeft in zijn brieven aan de Gemeenten door, wat hij zelf ontvangen heeft: het oerkerugma, in de specifieke door hem op kruis en opstanding toegespitste vorm: “Het belangrijkste dat ik u heb doorgegeven, heb ik op mijn beurt ook weer ontvangen: dat Christus voor onze zonden is gestorven, zoals in de Schriften staat, 4 dat hij is begraven en op de derde dag is opgewekt, zoals in de Schriften staat”(1 Kor.15, 3-4).
Al naar gelang de omstandigheden, waarin dit kerugma verkondigd moet worden, en de weerstanden, die het daarbij ondervindt, krijgt het Paulinische Evangelie diepte, glans en kleur. In zijn actuele toepassing ontvangt het onvermoede kanten, in zijn dialectische afgrenzing tegenover Hellenistische, gnostische en Judaïstische stromingen worden zijn onmetelijke breedte, hoogte en diepte zichtbaar. Dat ook het tijdsaspect in deze diversiteit van belichtingen meegaat en daardoor van oriëntatiepunt tot oriëntatiepunt verschillende tendensen kan vertonen, zal duidelijk zijn, ook als we aannemen dat het in wezen door zijn sterke gerichtheid op God “in Christus” hetzelfde blijft.
Een goed verstaan van Paulus en zijn gedachten over de tijd, waarvan wij nagenoeg uitsluitend aangewezen zijn op de authentieke brieven, kan dan ook niet verkregen worden zonder dat ons daarbij een duidelijk beeld voor ogen staat van de historische context: van al wat voor Paulus en zijn kerugmatische dienst voedingsbodem en klankbord, prikkelende uitdaging en bevruchtend aanknopingspunt is geweest. In onderstaande schets zal meer aanduidenderwijs dan systematisch een dergelijk tijdsbeeld van het leven van en rondom Paulus en alles wat daarin van invloed is geweest op het ontstaan en de inhoud van de hoofdbrieven met hun verschillende accenten op het Paulinische tijdsbegrip opgeroepen worden.
De brief aan de Galaten
Waar de Galaten gewoond hebben, is niet duidelijk. Daar is ook veel over gediscussieerd in de vorige eeuw. De Noord-Galatische hypothese zoekt de Galaten in Centraal Klein-Azië rondom de huidige hoofdstad van Turkije Ankara. Dit is tegenwoordige de gangbare opvatting, omdat Paulus de bewoners zelf “Galaten” noemt. Zo immers konden wel de bewoners van het oude stammenland genoemd worden, maar niet de bewoners van het zuidelijke gebied der Romeinse provincie Galatië, die Lykaoniërs waren en ook hun eigen taal spraken (de Zuid-Galatische hypothese). Het belangrijkste van het tijdsbeeld, dat de brief ons geeft, is gelegen in de aanleiding tot het schrijven ervan. Wat was er aan de hand, dat Paulus zo’n indringende brief moest schrijven?
Hij schrijft, dat hij vroeger bij de Galaten is geweest (4, 13), dat hij hun toen het Evangelie heeft gebracht, dat zij met vreugde hebben aangenomen. Maar nu, op het moment dat de apostel zijn brief schrijft, schijnt de situatie heel anders te zijn. Er zijn Judaïstische leraars de Gemeente binnen gedrongen. Zij hebben er “Judaïne” gebracht, dat betekent: Joodse vroomheid, terugkeer op de oude weg. Het is in de ogen van Paulus vergif voor het geloof en het Christelijke leven, dat de nieuwe “in Christus” geopende weg bewandelen moet. Dit verklaart de zeer felle reacties in de Galatenbrief.
Het zijn de propagandisten van de “echte oude volle waarheid”, die hier om gehoor vragen! Paulus had de Galaten die waarheid niet gebracht. Dat kon hij ook niet, omdat hij geen directe leerling van Jezus was, dus eigenlijk geen volwaardige apostel. En nu kwamen zij, de Judaïsten die schade weer goed maken! Zij zouden voltooien, wat Paulus zo gebrekkig begonnen was: “3 Zijt gij zo uitzinnig? Daar gij met den Geest begonnen zijt, voleindigt gij nu met het vlees?” (3, 3).
Hier is de andere heilsweg aan het woord: de weg van de eigengerechtigheid, gebaseerd op het houden van de wet met z’n 365 verboden en 248 geboden, een weg, die dood loopt, wat Paulus maar al te goed wist uit eigen ervaring. Daarvoor waren hem in de Christusepifanie bij Damascus eens en voor goed de ogen open gegaan. Daarvoor wil hij nu ook de Galaten de ogen openen: “Gij, onverstandige Galaten, wie heeft u betoverd, wien Jezus Christus toch als gekruisigde voor de ogen geschilderd is?”(3, 1).
De brieven aan de Korinthiërs
Beide brieven zijn waarschijnlijk samengesteld uit verschillende andere brieven. Volgens 1 Kor.5, 9 moet er in ieder geval een andere brief aan de Gemeente zijn vooraf gegaan, waarschijnlijk naar aanleiding van mondelinge berichten over wantoestanden in Korinthe. Sommige geleerde menen deze brief in gedeelten van 1 Kor. terug te kunnen vinden. Op het eind van 1 Kor., volgens 16, 8 in Ephese geschreven (ca 52-56 n.C.) , meldt de apostel het bezoek van zijn medewerker Timotheüs. Zelf hoopt hij later te volgen, maar eerst moet hij nog in Ephese blijven wegens zijn overvloedige werkzaamheden aldaar. Later zal hij dan via Macedonië naar Korinthe komen om een poosje in hun midden te verblijven (1 Kor.16, 5vv). Het was niet de eerste keer, dat Paulus een bode naar Korinthe zond (vgl 1 Kor. 4, 17). Vanuit Ephese was het ook betrekkelijk eenvoudig op deze manier mondeling en ook schriftelijk contact met elkaar te houden. Timotheüs krijgt een zware opdracht mee: de Gemeente, waarin grote onrust ontstaan was en zelfs afkeer van Paulus, tot rust te brengen en opnieuw voor het Paulinische Evangelie te winnen.
Hoe was het zover in de Gemeente gekomen? Gedeeltelijk om dezelfde reden, die we in de Galatenbrief reeds opmerkten: er waren mensen de Gemeente binnen gedrongen met een “ander” Evangelie. Ja, zelfs met verschillende andere Evangelies! Zo was er partijvorming ontstaan (1 Kor.1, 12). Sinds de ontdekking van de voorchristelijke gnosis in het begin van de vorige eeuw heeft men het libertinisme in Korinthe aan pneumatische gnostici toegeschreven. Doch de laatste tijd wordt algemeen erkend, dat hier geen uniforme stroming aan het werk moet zijn geweest, veeleer tegenstanders van verschillende huize: nu eens Judaïsten, dan weer Joodschristelijke of heidenchristelijke gnostici. Het is niet goed uit te maken tegen welke groep precies Paulus zich richt. Uit het gebruikte gedachtemateriaal valt geen vast systeem op te maken: naast van de apostel overgenomen begrippen vinden we Joodse en Griekse populair-filosofische gedachten, maar ook traditionele gezichtspunten van de Griekse religie en uitingen van Hellenistisch mysteriegeloof. Er zijn sporen bij, die wijzen naar wat later de gnosis zou worden. Conzelmann (Erster Korintherbrief) wil dan ook liever van pro-gnostici spreken. Hij wijst er terecht op, dat men dient te onderscheiden tussen gedachten en begrippen, die op zich gnostisch zijn, en zodanige, die van de gnosis zijn overgenomen, maar reeds tevoren in een geheel andere wereldbeschouwelijke samenhang ontplooid zijn. Het begrippenmateriaal van 1 Kor.15 is zijns inziens duidelijk bij de laatste groep onder te brengen.
Hoe dan ook, deze apostelen – een titel, waarop zij meer recht menen te hebben dan Paulus! – prediken net als de Judaïsten uit de Galatenbrief voor Paulus een “ander” Evangelie, zodat hij hen vooral in 2 Kor. scherp terecht wijst. Zij brachten de Gemeente evenwel zodanig in de war, dat zij met vele problemen kwam te zitten. Vandaar dat zij een brief met vragen naar Paulus zond, die in 1 Kor. beantwoord worden (vanaf 7, 1). Misschien heeft Timotheüs deze brief met vragen uit Korinthe mee terug genomen, want we zien hem in 2 Kor.1, 1 weer bij Paulus.
Na het bezoek van Timotheüs, die weer wat rust in de Gemeente had gebracht, schijnt de situatie opnieuw verslechterd te zijn, door de komst van nieuwe tegenstanders. Deze “super-apostelen” kweekten zo’n afkeer tegen het Evangelie en de persoon van Paulus, dat de apostel zich genoodzaakt zag tegen zijn oorspronkelijke bedoeling in een kort bezoek aan Korinthe te brengen. Helaas werd dit een grote desillusie: de Gemeente moest niets meer van hem hebben! Een van de Gemeenteleden heeft Paulus zelfs onheus en onrechtvaardig behandeld (2 Kor.1, 12-24). Zo kon hij niet anders dan bedroefd en onverrichter zake naar Efese terug te keren. Direct daarop is waarschijnlijk de zogenaamde “tranenbrief” geschreven: “4 Toen ik u schreef was ik terneergeslagen en bedrukt en stonden de tranen in mijn ogen. Ik wilde u geen pijn doen, maar u laten weten hoezeer ik u liefheb.”( 2 Kor.2, 4). Daarin riep hij de Gemeente tot bezinning. Misschien gelijktijdig, in ieder geval kort erna, zond hij Titus naar Korinthe. De apostel zelf is hem een tijdje later naar Macedonië tegemoet gereisd, toen hij hem in Troas nog niet aangetroffen had (2 Kor.2, 12v). Nadat hij van Titus had gehoord, hoe de reacties van de Gemeente op de “tranenbrief” waren geweest, schreef Paulus de zogenaamde “verzoeningsbrief”.
Schematisch geeft deze bewogen briefwisseling in de Korinthe-brieven het volgende beeld:
- Vóórbrief.
- Eerste brief aan de Korinthiërs: een antwoord op de discussie die de vóórbrief had opgeroepen ( 1 Kor.7, 1v: 7,1 vv over de huwelijksbeleving; 7, 25vv over de ongehuwden; 8, 1vv over het offervlees; 12, 1vv over de charismata en 16, 1vv over de collecte en de toekomstplannen van Paulus).
- 2 Kor.2, 14 – 7, 4: een eerste grote apologie van het apostelambt, zonder enige betrekking op de voorgaande en er op volgende tekst; verwantschap met D, doch waarschijnlijk eerder, vóór tussenbezoek en tranenbrief geschreven;
- De tranenbrief: 2 Kor.10, 1 – 13, 10;
- De verzoeningsbrief (zgn. 2e Kor.brief):
2 Kor. 1, 1-11 Groet en dankzegging
1, 12 – 2, 13 waarom Paulus niet gekomen is
7, 5 – 16 het nut van de tranenbrief. - 2 Kor.8 aanbevelingsbrief van Titus: waarschijnlijk aanhangsel aan de door hem overgebrachte verzoeningsbrief.
- 2 Kor.9: Kollektebrief: nogmaals een, waarschijnlijk later te dateren, brief in verband met de collecte voor de Moedergemeente in Jeruzalem.